Ford had ooit een V8 voor de mensen

2021-12-17 03:31:41 By : Mr. Ken Wan

Om in te spelen op Chevrolet introduceert Ford in 1932 een V8, tot dan toe een constructie voor de top van de markt. Door een speling van het lot worden de laatste exemplaren van dit succesnummer bijna veertig jaar later door Chrysler geassembleerd.

Als Chevrolet in 1929 met zijn eerste in serie geproduceerde zescilinder lijnmotor op de markt komt, heeft Ford niet direct een passend antwoord. Niets zou logischer zijn voor Ford dan om met een zescilinder te komen; De productie van grote V8's en V12's was in die tijd een kostbare aangelegenheid en daarmee een brug te ver voor volumeproductie. Henry Ford heeft echter een hekel aan Chevrolet en weigert te doen wat Chevrolet doet. Zo begon Ford eind jaren twintig met de ontwikkeling van een V8. Omdat de gedachte onmogelijk mogelijk moet worden gemaakt. Alles wordt uit de kast gehaald om een ​​V8 te ontwerpen die tegen lage kosten en niet onbelangrijk in grote volumes (tot 3.000 stuks per dag) gebouwd kan worden. Ford kiest voor een constructie met zijkleppen. De kleppen bevinden zich naast de cilinders in het motorblok. De cilinderkop is dus niets meer dan een plat deksel bovenop de motor. Daarom wordt de krachtbron al snel de Ford Flathead V8 genoemd. Deze constructie is relatief eenvoudig en goedkoop, wat natuurlijk ideaal is om de kosten te verlagen en de productie op grote hoogte te brengen. Verder is de zijklepmotor vrij compact, betrouwbaar en geschikt voor gebruik op benzine met een laag octaangetal.

Belangrijke nadelen van de tegenwoordig gebruikelijke constructie zijn een matige gasuitwisseling, een niet echt optimale vorm van de verbrandingskamer en een lage compressieverhouding. Dat zie je natuurlijk terug in de prestaties, maar goed: er is geen vervanging voor kubieke inches, de V8 heeft een cilinderinhoud van 3.621 cc. Toen de Flathead in 1932 debuteerde in de Ford 18 (eigenlijk een Model B met V8) had de motor 65 pk, 5 meer dan Chevrolet's zes-in-lijn.

De motor vindt al snel zijn weg door het Ford-modellengamma, ook in Europese Fords (met of zonder kleinere cilinderinhoud van slechts 2,2 liter). Hoewel de motor voor het eerst in een personenauto verschijnt, werkt hij ook goed in vrachtwagens en bussen. Ook voor uitvoeringen met een grotere cilinderinhoud biedt het basisontwerp van de motor volop mogelijkheden. Het komt uiteindelijk uit op 5,5 liter. Dit laatste geldt dan voor gebruik in vrachtwagens.

Als Ford in 1938 het nieuwe merk Mercury presenteert (om de kloof tussen de reguliere Fords en de luxe Lincoln te overbruggen), krijgen die auto's een 3,9 liter versie van de V8. Bij Lincoln halen ze echter hun neus op voor de Flathead, wat maar al te vaak voorkomt. Pas als het er niet in slaagt een nieuwe V12 voor modeljaar 1949 te ontwikkelen, geeft de Lincoln-divisie toe en maakt de 5,5 liter vrachtwagenversie van de Flathead geschikt voor de limousines.

Ook buiten de Ford-groep is er veel vraag naar de V8. Als Citroën begin jaren dertig aan een V8-versie van de Traction Avant (de 22cv V8) werkt, worden er een aantal prototypes gebouwd met de Ford Flathead om de simpele reden dat Citroën geen eigen V8-motoren tot zijn beschikking heeft. In de tweede helft van de jaren dertig vond de motor ook zijn weg naar verschillende Matfords (een joint venture tussen Ford en het Franse Mathis) in Frankrijk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de V8 ook gemonteerd op de CMP, de Canadian Military Patern-truck, een militair standaardvoertuig dat in grote volumes (ongeveer 500.000 eenheden) door Amerikaanse autofabrikanten in Canada werd gebouwd voor de strijdkrachten van het Britse Gemenebest.

Citroen Traction Avant 22CV V8

Na de oorlog bouwde Ford de 3.9 liter versie in Frankrijk in de Vedette en zijn afgeleide Vendôme en met 2.158 en 2.355 cc ook in de sierlijke Comète coupé. Als Simca in 1954 de Franse Ford-fabriek overneemt, is het met de rechten op de modellen, waaronder de V8 die al in 1953 uit het Amerikaanse programma werd gehaald. Simca gaat er echter mee door in de Vedette en de Ariane.

Na de overname van Talbot-Lago door Simca in 1959 verschijnt de V8 met een cilinderinhoud van 2.351 cc zelfs in de sportwagens van dat merk, omdat BMW geen motoren meer wil leveren. Simca bouwde de motor ook tussen 1964 en 1973 in de Simca Unic Mamron Bocquet (SUMB) vrachtwagens voor het Franse leger, die tot in de jaren negentig bleven draaien.

De V8 steekt in 1959 weer de Atlantische Oceaan over als Simca in Brazilië begint met de bouw van de Vedette (inclusief de naam Rallye). Deze Braziliaanse Vedette krijgt in 1966 een opvolger, de Esplanada, met een afgeleide van de V8 Flathead nog onder de motorkap. Dat blijft het geval wanneer Chrysler, een van Fords belangrijkste concurrenten uit Detroit, in 1967 de Simca-activiteiten in Brazilië overneemt en tot 1969 de krachtbron blijft bouwen. In de hot rod-wereld is de flathead nog steeds populair en er zijn versies met kopklepper en benzine-injectie die probleemloos tot 700 pk kan leveren.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in AutoWeek Classics nummer 8 van 2016.